Aboli Bibelot stoft de achterglasschilderingen van Gustave-Philippe Cousin (1913-2012) af. Terecht.
Want met zijn bijzonder kleurrijke, soms naïeve voorstellingswereld ontpopte deze stock broker zich in zijn vrije uren tot een amateur d'art. In de jaren zestig werd Cousin in de pers zelfs omschreven als een soort Belgische Douanier Rousseau. Zijn fascinatie voor folklore en naïeve voorstellingswerelden maakt Cousin anno 2023 tot een stamvader voor een jonge generatie figuratieve schilders.

Gustave-Philippe Cousin
17.03.2023 - 15.04.2023

Gustave-Philippe Cousin, ‘De Poesje I’, achterglasschildering, 70 x 50 cm

Gustave-Philippe Cousin, ‘J’Oserais...‘, aquarel en chinese inkt op behangpapier, 55,5 x 53,5 cm

Een bevrijding van vorm en kleur. Met die woorden zou een ontstaansgeschiedenis van de moderne kunst kunnen aanvatten. Daarin speelde de achterglasschilderkunst - of églomisé in het schoon Frans - een cruciale rol. Het waren de pioniers van het Duitse expressionisme en met name dan de kunstenaars van Der Blaue Reiter (met onder hen Wassily Kandinsky, Franz Marc en Heinrich Campendonk) die in hun zoektocht naar zuivere uitdrukkingsvormen stootten op het plastische potentieel van de Beierse achterglasschilderkunst. Die volkskunst zette hen omstreeks 1909-1910 op weg naar de absolute bevrijding van de kleur.

Vervolgens maakt de Antwerpse modernist Floris Jespers begin jaren twintig kennis met de achterglasschilderkunst van Heinrich Campendonk. Het belang van dat moment beschreef de Vlaamse avant-garde dichter Paul van Ostaijen in 1925:

"Combien de temps n’a-t-il pas fallu a Jespers avant de pouvoir penser un problème coloristique indépendamment de la térébenthine et de la toile? Encore fallait-il un accident, la peinture sous verre de Campendonk, pour dissocier les données."

Het is bij diezelfde Floris Jespers dat enkele decennia later Gustave Cousin in de leer gaat. Van Jespers erft hij niet alleen de voorliefde voor de églomisé, maar ook de interesse voor folkloristische voorstellingswerelden: voor poppen van de Antwerpse poesjenellenkelder, aandoenlijke clowns, naïeve stillevens en met volksfiguren bevolkte marines. Anders dan Jespers moest Cousin niet leven van zijn kunstenaarschap. Als stock broker verdiende deze anti-kapitalist voldoende centen om comfortabel te leven. Dat laatste had als voordeel dat Cousin geen rekening moest houden met de kunstmarkt en het zich - zoals lang voor hem ook Henri Matisse - kon permitteren om te experimenteren louter en alleen ter wille van het experiment.

Gustave-Philippe Cousin, ‘Het Vaarwel’, achterglasschildering, 45 x 25 cm

Tekst: Dennis Van Mol
Fotografie: Jente Waerzeggers